De Hollandsche Schouwburg als plaats van herinnering
van 1945 tot nu
Wat moest er gebeuren met de Hollandsche Schouwburg na de oorlog? Wat voor bestemming moest zo’n beladen plek krijgen? Deze vragen stonden centraal bij de omgang met het gebouw na de oorlog. En dat in een tijd waarin weinig aandacht was voor de Jodenvervolging, voor het leed van de slachtoffers en overlevenden, en waarin wederopbouw en vooruitkijken het devies was. Na de oorlog kende de Schouwburg nog een commerciële bestemming, werd vervolgens verwaarloosd en afgebroken. In 1962 werd het een monument en een plek om te herdenken.
Hans Krieg: Waar bleven de joden van ons Amsterdam?
Dirigent en componist Hans Krieg (1899-1961) schreef in 1947 een weemoedig lied over de verdwenen joodse gemeenschap van Amsterdam. Het eerste couplet:
‘In Amsterdam daar is een buurt heel verlaten. De huizen zijn leeg en verrotten in ’t weer.
De straten zo stil vol met gapende gaten. Waar zijn toch de menschen? Zie ik ze nooit weer?
Waar zijn al de venters met fruit en met bloemen en waar is de voddeman, die altijd kwam.
Waar zijn de tienduizenden hier niet te noemen. Waar zijn toch de Joden van ons Amsterdam?’
Pas in 2010 ontdekte zijn dochter de bladmuziek in zijn nalatenschap.
Feesten en partijen
Na de Tweede Wereldoorlog ging de Schouwburg aan de Plantage Middenlaan open als een soort zalenverhuur onder de naam Piccadilly. Het gebouw was eigendom van de broers Linthorst, die het gebouw in 1944 hadden gekocht. J.P. Senff exploiteerde het gebouw en verhuurde het voor feesten, partijen, trouwerijen en vergaderingen. De gemeente Amsterdam stak daar af en toe een stokje voor: al te feestelijke bijeenkomsten vond men niet gepast op deze plek en die verbood de gemeente.
Protesten
Besloten bijeenkomsten konden dus nog maar openbare voorstellingen waren een brug te ver. In 1946 kreeg het Zuid-Nederlands Toneel toestemming om de Schouwburg betrekken. Maar tegen het plan om er een toneelvoorstelling te houden rezen veel protesten. Ook regisseur Eduard Veterman en dirigent Hans Krieg, zelf overlevende, wilden hier niet aan meewerken. Terwijl zij juist betrokken waren bij de beoogde toneelvoorstelling, Oranje Hotel. Daarom wilde het Zuid-Nederlands Toneel uiteindelijk geen gebruik te maken van het theater. Burgemeester d’Ailly besloot om geen toestemming meer te verlenen voor openbare bijeenkomsten. Besloten gezelschappen konden nog er nog wel terecht.